rugzitje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rug·zit·je
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van rug en zitje
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | rugzitje | rugzitjes |
Zelfstandig naamwoord
het rugzitje o dim. tant.
- stoeltje voor een klein kind dat men op de rug meedraagt
- in de bergen moest de kleine bij een wandeling in het rugzitje
Gangbaarheid
- Het woord 'rugzitje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.