ruby
Engels
Uitspraak
- IPA: /'ɹuːbɪ/
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Latijnse rubeus.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
ruby | rubies |
Zelfstandig naamwoord
ruby
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /rʊbɪ/
Woordafbreking
- ru·by
Zelfstandig naamwoord
ruby
- nominatief meervoud van rub
- accusatief meervoud van rub
- vocatief meervoud van rub
- instrumentalis meervoud van rub