ruïneert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ru·i·neert

Werkwoord

vervoeging van
ruïneren

ruïneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ruïneren
    • Jij ruïneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ruïneren
    • Hij ruïneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ruïneren
    • Ruïneert! 

Gangbaarheid