rozenbottel

Uit WikiWoordenboek
Rozenbottels

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ro·zen·bot·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rozenbottel rozenbottels
verkleinwoord rozenbotteltje rozenbotteltjes

Zelfstandig naamwoord

de rozenbottelv / m

  1. (fruit), de vrucht van de roos
    • Van rozenbottels wordt vaak jam gemaakt. 
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen