roodborstje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Erithacus rubecula
Uitspraak
Woordafbreking
  • rood·borst·je
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  roodborst zn  met het achtervoegsel -je
    • [2] in de betekenis van ‘zangvogel’ aangetroffen vanaf 1494 [1] [2] [3]

Zelfstandig naamwoord

het roodborstjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord roodborst
  2. (zangvogels) bepaald soort vrij gedrongen vogeltje met opvallende bruinrode keel, Erithacus rubecula op Wikispecies
Opmerkingen
  • [2] In het spraakgebruik is het verkleinwoord de gangbare vorm.
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen