rondscharrelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rond·schar·re·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

rondscharrelen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rondscharrelen
scharrelde rond
rondgescharreld
zwak -d volledig
  1. ergens ongericht rondlopen
     We spraken niet over wat er zich in die catacombeachtige ruimten bevond, niet over de muizen die we, zo konden we van elkaars gezicht aflezen, allemaal hadden zien rondscharrelen, op zoek naar een route naar onze woningen (wat hun een jaar later lukte), niet over het asbest dat uit de buizen puilde die naar het afgesloten verwarmingshok liepen of over de scheuren in de muren, het pleisterwerk dat hier en daar duimendik op de vloeren lag en vervaarlijk knarste als je erop trapte en dat onze schoenzolen donkerbruin kleurde.[2]
     Overigens zijn de dorpelingen inmiddels op zoek naar een exemplaar dat misschien nog wel groter is. Die hebben ze namelijk ook zien rondscharrelen. Mogelijk zit hij achter de verdwijning van de visser, want in de andere, die ze hebben laten braken, zijn geen menselijke resten gevonden.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium op Wikipedia, ISBN 9789057598500
  3. Bronlink geraadpleegd op 24 februari 2022 Weblink bron “Reuzenkrokodil gevangen op de Filipijnen” (06-09-2011), NOS