rollator

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rol·la·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rollator rollators
verkleinwoord rollatortje rollatortjes

Zelfstandig naamwoord

de rollatorm

  1. looprek op wieltjes dat als hulpmiddel dient bij het lopen
    • Met behulp van een rollator kan hij zich nog goed verplaatsen. 
    • Maak van je rollator een wandelend wifi-punt [3] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen