roesje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- roes·je
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘oplegsel aan kleding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1984 [1]
Zelfstandig naamwoord
het roesje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord roes
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ||
verkleinwoord | roesje | roesjes |
Zelfstandig naamwoord
het roesje o dim. tant.
- (vlinders) Scoliopteryx libatrix een vlinder uit de familie van de spinneruilen (Erebidae). De vlinder is in Nederland en België algemeen
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord roesje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.