roeisport

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

beoefenaren van de roeisport
Uitspraak
Woordafbreking
  • roei·sport
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord roeisport roeisporten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de roeisportv / m

  1. (sport) varen in een roeiboot als sport
    • De roeibond KNRB zal samen met zijn verenigingen met maatregelen komen om de roeisport nog veiliger te maken. Hierbij zal de KNRB de aanbevelingen van de commissie-De Vries opvolgen. "Vanzelfsprekend staat het ondersteunen van de roeiverenigingen hierbij centraal", aldus de bond.[2] 
    • Het prompt schorsen van de verantwoordelijke leden voor zeker een jaar is ’een helder signaal’. De sportclub stelt in het bijzonder dat ’iedereen zich prettig en veilig moet voelen bij het uitoefenen van de roeisport’. Aegir gaat in gesprek met zowel alle eigen leden als de Groningse studentenwereld. „We zullen hard werken aan herstel van vertrouwen. En uiteraard nog harder roeien dan voorheen. Want daar draait het tenslotte allemaal om.”[3] 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 12 december 2017
  3. de Telegraaf 4 september 2017
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be