rinkelen

Uit WikiWoordenboek
Rinkelen van een telefoon

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rin·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘een hel, onderbroken geluid geven’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
  • Afgeleid van ringelen, een frequentatieve vorm van ringen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rinkelen
rinkelde
gerinkeld
zwak -d volledig

Werkwoord

rinkelen

  1. absoluut een hel klinkend gebroken geluid geven
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen