ringt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ringt

Werkwoord

vervoeging van
ringen

ringt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ringen
    • Jij ringt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ringen
    • Hij ringt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ringen
    • Ringt!