revancheerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·van·cheer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
revancheren |
revancheerden
- meervoud verleden tijd van revancheren
- Wij revancheerden.
- Jullie revancheerden.
- Zij revancheerden.
- Wij revancheerden.
vervoeging van |
---|
revancheren |
revancheerden