resulteerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: resulteerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- re·sul·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
resulteren |
resulteerde
- enkelvoud verleden tijd van resulteren
- Ik resulteerde.
- Jij resulteerde.
- Hij, zij, het resulteerde.
- Ik resulteerde.