resem

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·sem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord resem resems
verkleinwoord resempje resempjes

Zelfstandig naamwoord

de resemm

  1. (figuurlijk) lange lijst met op elkaar lijkende zaken
    • Het parket, dat geen commentaar op het lopende onderzoek wil geven, besloot enkele maanden geleden al die mogelijke terrorismelink te onderzoeken na een resem incidenten. [3] 
    • Khalid Sheikh Mohammed vroeg zich na een discussie af of de buitenwereld van het proces mag geweerd worden, indien de verhoortechnieken van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA in geheime gevangenissen ter sprake zullen komen. De openbare aanklager heeft onder aanhaling van het nationaal veiligheidsbelang al verzocht het proces achter gesloten deuren te houden, iets wat de burgerrechtenbeweging ACLU in samenspraak met een resem Amerikaanse media fel bestrijdt. [4] 
    • Het rapport van Unesco lijst een resem gebreken op aan de 44 hectare van de site van Pompeii, aan de voet van de Vesuvius nabij Napels. [5] 
  2. (verouderd) geheel van gelijksoortige voorwerpen die met buigzaam materiaal aan elkaar vast zitten
Schrijfwijzen
Synoniemen

Gangbaarheid

13 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen