registrator
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: registrator (hulp, bestand)
Woordafbreking
- re·gis·tra·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van registreren met het achtervoegsel -ator[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | registrator | registrators registratoren |
verkleinwoord | registratortje | registratortjes |
Zelfstandig naamwoord
de registrator m
- apparaat dat registreert
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord registrator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.