rapporteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rap·por·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
rapporteren

rapporteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van rapporteren
    • Ik rapporteerde. 
    • Jij rapporteerde. 
    • Hij, zij, het rapporteerde.