ram

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: RamRAM, Rahm, ran

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ram
Woordherkomst en -opbouw
  • [1] erfwoord In de betekenis van ‘mannelijk schaap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1223 [1]
  • [2] Leenvertaling van Latijn aries, In de betekenis van ‘stormram’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
  • [3] Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘hydraulische ram’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1875 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ram rammen
verkleinwoord rammetje rammetjes

Zelfstandig naamwoord

de ramm

  1. (dierkunde) mannelijk schaap
    • Je moet een ram niet verwarren met een ooi! 
  2. (militair) (in een belegering) een balk, stootblok, e.d. om de poort van een vesting open te beuken
  3. (gereedschap) een hydraulische pomp, piston
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
rammen

ram

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rammen
    • Ik ram. 
  2. gebiedende wijs van rammen
    • Ram! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rammen
    • Ram je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • ram
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord rámr.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud ram rammere rammest
o enkelvoud ramt
meervoud ramme
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
ramme rammere rammeste

Bijvoeglijk naamwoord

ram

  1. (van geur of smaak) krachtig en sterk: bijtend, bitter, sauer, scherp
  2. (van personen en uitingen) grov, hard, scherp
Synoniemen

Werkwoord

ram

  1. gebiedende wijs van ramme

Verwijzingen


Friulisch

Periodiek systeem der elementen (fur)
H He
Li Be B C N O F Ne
Na Mg Al Si P S Cl Ar
K Ca Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr
Rb Sr Y Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe
Cs * Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn
Fr Ra ** Db Sg Bh
* Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Tm Yb Lu
** Ac Th Pa U Np Pu Am Cm Bk Cf Es Fm Md No

Zelfstandig naamwoord

ram

  1. (element) koper


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • ram
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord rámr.
Naar frequentie 7013
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud ram rammere rammest
o enkelvoud ramt
meervoud ramme
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
ramme rammere rammeste

Bijvoeglijk naamwoord

ram

  1. flink (b.v. lopen)
  2. geraffineerd, vreselijk, geweldig (b.v. liegen)
  3. staag, vast, volhardend (van ernst)
  4. ranzig sterk (van smaak)
Synoniemen

Werkwoord

ram

  1. gebiedende wijs van ramme


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • ram
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord rámr.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud ram rammare rammast
o enkelvoud ramt
meervoud ramme
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
ramme rammare rammaste

Bijvoeglijk naamwoord

ram

  1. flink (b.v. lopen)
  2. geraffineerd, vreselijk, geweldig (b.v. liegen)
  3. staag, vast, volhardend (van ernst)
  4. ranzig sterk (van smaak)
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

ram

  1. gebiedende wijs van ramma

Werkwoord

ram

  1. gebiedende wijs van ramme