raatje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [1] ra·tje
  • [2] raat·je

Zelfstandig naamwoord

het raatjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ra
  2. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord raat