programmeur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·gram·meur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord programmeur programmeurs
verkleinwoord programmeurtje programmeurtjes

Zelfstandig naamwoord

de programmeurm

  1. (beroep) iemand die programmeert (b.v. (informatica) iemand die computerprogramma's schrijft)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Frans

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  programmeur     le programmeur     programmeurs     les programmeurs  





programmeur m

  1. programmeur, softwareontwikkelaar