procuratiehouder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·cu·ra·tie·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord procuratiehouder procuratiehouders
verkleinwoord procuratiehoudertje procuratiehoudertjes

Zelfstandig naamwoord

procuratiehouder m [1]

  1. (juridisch) (economie) iemand die mag handelen uit naam van het bedrijf
    • Hij heeft verraden, dat de wereld der schrijvers evenzeer door concurrentie, afgunst en intrigue wordt beheerst als de maatschappij, waarvan deze kunstenaars zich zo graag en zo superieur distantiëren.’ ‘Jonge schrijver, verlies de moed nooit!’ sneert hij in een van de eerste stukken. ‘Net als procuratiehouder worden, is literair succes een kwestie van anciënniteit! (...) Probeer niets nieuws! Ontwricht de realiteit niet met uw fantasie! Oudworden [sic!] is het grote geheim! [2] 
    • Lidy maakt 'konijn in het zuur', een oud en bekend Zuid-Limburgs gerecht. Want Lidy mag dan al jaren naar tevredenheid in Enschede wonen - 'De stad wordt steeds leuker' - ze zag het licht in Houthem St. Gerlach waar haar vader procuratiehouder was bij de mergelfabriek en hobbyfotograaf - vandaar al die jeugdfoto's. [3] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 15 APRIL 2016 Mark Cloostermans
  3. Volkskrant Mac van Dinther 18 februari 2012