précepteur
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: précepteur (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pré·cep·teur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van het Franse précepter met het achtervoegsel -eur[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | précepteur | précepteurs |
verkleinwoord | précepteurtje | précepteurtjes |
Zelfstandig naamwoord
de précepteur m
- (geschiedenis) (beroep) huisonderwijzer, opvoeder, leermeester, gouverneur
Gangbaarheid
- Het woord 'précepteur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.