postuleerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pos·tu·leer·de

Werkwoord

vervoeging van
postuleren

postuleerde

  1. enkelvoud verleden tijd van postuleren
    • Ik postuleerde. 
    • Jij postuleerde. 
    • Hij, zij, het postuleerde.