postuleer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pos·tu·leer

Werkwoord

vervoeging van
postuleren

postuleer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van postuleren
    • Ik postuleer. 
  2. gebiedende wijs van postuleren
    • Postuleer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van postuleren
    • Postuleer je?