postiljon

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pos·til·jon
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Franse postillon, in de betekenis van ‘postrijder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1631 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord postiljon postiljons
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de postiljonm

  1. (beroep), (transport) koerier die per postkoets de post vervoerde
     De postiljon had een valies (grote koffer) achter zich op het paard gebonden. De brieven werden in linnen zakjes verpakt en in die leren valies vervoerd.[4]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen