postadres
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- post·adres
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van post en adres
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | postadres | postadressen |
verkleinwoord | postadresje | postadresjes |
Zelfstandig naamwoord
het postadres o
- adres waarop iemand zijn post wil ontvangen
- ▸ Minister Micky Adriaansens van Economische Zaken wil dat eenmanszaken hun vestigingsadres straks volledig kunnen afschermen in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KVK). Ondernemers moeten als alternatief dan wel een postadres registreren. KVK schermt nu al op verzoek af bij een vermoeden van dreiging.[1]
- adres waarop men post kan laten bezorgen
- ▸ Ik had verschillende postadressen gevonden van afgelegen boerderijen, hostels en postbussen die op een paar kilometer van de trail lagen.[2]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord postadres staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "postadres" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Minister wil dat eenmanszaken adres kunnen afschermen bij KVK” (Woensdag 29 juni 2022), NU.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be