polyester

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·ly·es·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kunststof’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
  • afgeleid van ester met het voorvoegsel poly-
enkelvoud meervoud
naamwoord polyester polyesters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het polyestero

  1. (scheikunde) polymeer dat bestaat uit een keten van esterbindingen
stellend
onverbogen polyester
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

polyester

  1. van polyester vervaardigd
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen