polarisatie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·la·ri·sa·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord polarisatie polarisaties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de polarisatiev

  1. (natuurkunde) het polariseren
  2. (politiek) proces van verscherping van tegenstellingen
    • 48 miljoen kinderen niet gevaccineerd, mede door desinformatie en politieke polarisatie [1] 
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen