poeier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poei·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord poeier poeiers
verkleinwoord poeiertje poeiertjes

Zelfstandig naamwoord

poeier [2] [3]

  1. m (informeel) harde klap of schop
  2. m o poeder
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
poeieren

poeier

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poeieren
    • Ik poeier. 
  2. gebiedende wijs van poeieren
    • Poeier! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poeieren
    • Poeier je? 

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen