plomp

Uit WikiWoordenboek
waterplanten die drijvende ronde bladeren met een inkeping bij de steel hebben

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plomp
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘log’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [tussenwerpsel, zelfstandig naamwoord] klanknabootsing [2][3]
  • [zelfstandig naamwoord (waterplant)] van Middelnederlands aplompe "waterlelie" dat mogelijk verwijst naar een stok waarmee op het water werd geslagen en dan ook verwant kan zijn het [bijvoeglijk naamwoord] [4][5]
  • [bijvoeglijk naamwoord] van Middelnederlands plomp, verwant met de voorgaande herkomst en mogelijk ook beïnvloed door lomp

Tussenwerpsel

plomp

  1. geluid van iets dat met een plons in het water valt
enkelvoud meervoud
naamwoord plomp plompen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de plompm

  1. geluid van iets dat met een plons in het water valt
  2. geluid van een plens vloeistof die ergens op valt
  3. stilstaand of ook wel stromend water, bezien als iets waar je vanaf het droge in terecht kan komen
     Van een afstandje had het een gipsen beeld kunnen zijn dat in de plomp was gegooid.[6]
Afgeleide begrippen

plomp m/v

  1. (plantkunde) naam gegeven aan verschillende waterplanten die drijvende ronde bladeren met een inkeping bij de steel hebben
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen plomp plomper plompst
verbogen plompe plompere plompste
partitief plomps plompers -

Bijvoeglijk naamwoord

plomp

  1. (pejoratief) hufterig, lomp, onbeschoft, onbehouwen, stijlloos, zonder enige gratie
    • Bah, wat een plompe reactie. 
  2. log
    • De dodo stierf uit vlak voordat de moderne wetenschap tot bloei kwam. Daardoor komt alles wat er van het gedrag en uiterlijk bekend is, uit reisverslagen en van prenten. Daarin werd de dodo afgebeeld als loopvogel met een plomp lijf, kromme snavel en ielige vleugeltjes.(Lucas Brouwers NRC 15 januari 2016) 
  3. niet scherp, bot [1], stomp
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
plompen

plomp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plompen
    • Ik plomp. 
  2. gebiedende wijs van plompen
    • Plomp! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plompen
    • Plomp je? 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[7]

Verwijzingen


Friulisch

Periodiek systeem der elementen (fur)
H He
Li Be B C N O F Ne
Na Mg Al Si P S Cl Ar
K Ca Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr
Rb Sr Y Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe
Cs * Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn
Fr Ra ** Db Sg Bh
* Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Tm Yb Lu
** Ac Th Pa U Np Pu Am Cm Bk Cf Es Fm Md No

Zelfstandig naamwoord

plomp

  1. (element) lood