pletten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plet·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘platslaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pletten
plette
geplet
zwak -t volledig

Werkwoord

pletten [3] [4]

  1. overgankelijk plat maken
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
pletten

pletten

  1. meervoud verleden tijd van pletten
    • Wij pletten. 
    • Jullie pletten. 
    • Zij pletten. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen