plankerig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- plan·ke·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | plankerig | plankeriger | plankerigst |
verbogen | plankerige | plankerigere | plankerigste |
partitief | plankerigs | plankerigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
plankerig
- plat en stijf als een plank
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord plankerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plankerig" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be