plagiaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pla·gi·aat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘letterdieverij’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
  • afgeleid van plagiëren met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord plagiaat plagiaten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het plagiaato [3]

  1. het overnemen van andermans werk en dat laten doorgaan voor eigen werk
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen