pillen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pil·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pillen
pilde
gepild
zwak -d volledig

Werkwoord

pillen [1] [2] [3] [4]

  1. onovergankelijk (informeel) aan de pil zijn

Zelfstandig naamwoord

de pillenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pil
     Elke doos bevatte ontbijtrepen, noten, rozijnen, tortillas en noodles, aangevuld met wc-papier en pillen zoals vitamines en visolie.[5]

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
pillar

pillen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van pillar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van pillar