pilaarheilige

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pi·laar·hei·li·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pilaarheilige pilaarheiligen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de pilaarheiligem

  1. (religie) christelijke kluizenaar die als boetedoening een groot gedeelte van zijn leven op de top van een hoge zuil doorbracht
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen