pijniging

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pij·ni·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pijniging pijnigingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de pijnigingv

  1. de keer dat iemand veel pijn lijdt
    • Villarreal ging na de pijniging van FC Twente vol vertrouwen naar de buurman. Maar de nummer vier van de Spaanse competitie kreeg zondag hetzelfde pak slaag als het drie dagen ervoor uitdeelde. [2] 
    • Onder Becker heerst Djokovic tweeënhalf jaar lang, hij wordt onverslaanbaar geacht, eindigt in 2014 en 2015 als nummer één. Zes van zijn in totaal twaalf grandslamzeges behaalt hij onder regie van Becker. Met de doorbraak op Roland Garros dit jaar wordt hij de achtste speler in de historie die alle vier de grandslams minimaal één keer heeft gewonnen. Het is mede de verdienste van Becker. Die trok hem uit de put na de pijniging door Stan Wawrinka vorig jaar in de finale in Parijs. [3] 
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen