pianola

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pi·a·no·la
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘mechanische piano’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1907 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord pianola pianola's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de pianolav / m

  1. (muziek) een piano voorzien van een mechaniek dat automatisch het instrument bespeelt
Vertalingen

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen