perioden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pe·ri·o·den

Zelfstandig naamwoord

de periodenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord periode
Synoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • peri·oden
Woordherkomst en -opbouw
  • Deense zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel peri-

Zelfstandig naamwoord

perioden

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van periode


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • peri·oden
Naar frequentie 14325
Woordherkomst en -opbouw
  • Noorse zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel peri-

Zelfstandig naamwoord

perioden

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van periode


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • peri·oden
Woordherkomst en -opbouw
  • Nynorske zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel peri-

Zelfstandig naamwoord

perioden

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van periode


Zweeds

Uitspraak
Woordafbreking
  • peri·oden
Woordherkomst en -opbouw
  • Zweedse zelfstandig-naamwoordvorm met het voorvoegsel peri-
Naar frequentie 9465

Zelfstandig naamwoord

perioden

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van periode