percipieert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • per·ci·pi·eert

Werkwoord

vervoeging van
percipiëren

percipieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van percipiëren
    • Jij percipieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van percipiëren
    • Hij percipieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van percipiëren
    • Percipieert!