penetreert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pe·ne·treert

Werkwoord

vervoeging van
penetreren

penetreert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van penetreren
    • Jij penetreert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van penetreren
    • Hij penetreert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van penetreren
    • Penetreert!