peel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- peel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘drassig veenland’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1108 [1]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pelen |
peel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pelen
- Ik peel.
- gebiedende wijs van pelen
- Peel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pelen
- Peel je?
Gangbaarheid
- Het woord peel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "peel" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "peel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be