peddelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ped·de·len
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘fietsen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
peddelen
peddelde
gepeddeld
zwak -d volledig

Werkwoord

peddelen

  1. ergatief zich door middel van een peddel afduwend over het water ergens heen bewegen
    • Hij was in New Hampshire een stuk over een meer gepeddeld en kwam daar een paar ijsduikers tegen. 
  2. inergatief zich door middel van een peddel afduwen tegen het water
    • Er werd verwoed gepeddeld, maar de andere ploeg won toch de wedstrijd. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen