pausa

Uit WikiWoordenboek

Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • pau·sa
enkelvoud meervoud
pausa pausas

Zelfstandig naamwoord

pausa v

  1. pauze

Werkwoord

vervoeging van
pausar

pausa

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pausar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pausar

Verwijzingen