patriarchaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·tri·ar·chaat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord patriarchaat patriarchaten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het patriarchaato

  1. waardigheid van patriarch
  2. gebied van een patriarch
  3. ordening waarbij de kinderen behoren tot de stam van hun vader, en waarbij het gezag over de kinderen wordt uitgeoefend door de vader
  4. maatschappelijk bestel waarin mannen een overheersende rol hebben
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen