patenten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ten·ten

Zelfstandig naamwoord

de patentenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord patent


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
patentar

patenten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van patentar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van patentar