paraplu

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[1] paraplu
Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ra·plu
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Franse parapluie. In de betekenis van ‘regenscherm’ voor het eerst aangetroffen in 1786 [1] (met het voorvoegsel para-)[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord paraplu paraplu's
verkleinwoord parapluutje parapluutjes

Zelfstandig naamwoord

de paraplum

  1. een scherm waarover een waterdichte stof is gespannen om zich te beschermen tegen de regen
    • Met zulke donkere wolken buiten zou ik maar een paraplu meenemen. 
  2. iets met de vorm van het bij [1] genoemde, maar met een andere functie
     Er was weinig tot geen beschutting tegen de bloedhete zon en ik klapte al snel mijn zilveren paraplu uit.[3]
  3. (figuurlijk) overkoepelend geheel
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Aju paraplu!
Informele afscheidsgroet
  • Onder de paraplu vallen van....
Horen bij (een grotere organisatie e.d.)
  • Onder moeders paraplu
Op een veilige plek
  • Zijn paraplu opsteken
De verantwoordelijkheid voor iets afschuiven
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen