pampus

Uit WikiWoordenboek
Gezicht op Pampus
een pampus, zeiljacht

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pam·pus
Woordherkomst en -opbouw
1 enkelvoud meervoud
naamwoord pampus -
verkleinwoord - -
2 enkelvoud meervoud
naamwoord pampus pampussen
verkleinwoord pampusje pampusjes

Zelfstandig naamwoord

pampus

  1. (figuurlijk) uit het gezegde “voor pampus liggen“. Door de geringe waterdiepte bij het eiland Pampus, in het zicht van de haven van Amsterdam, moesten de schepen vaak wachten op hoogwater om het eiland te kunnen passeren. De betekenis is verschoven van ” vastzitten", "moeten wachten” naar het huidige “uitgeput”, “doodop”.
    • In de berm lag een marathonloper languit voor pampus . 
  2. v/m (scheepvaart), (sport) een open zeiljacht, gebouwd volgens de specificaties van de eenheidsklasse
    • Hij zeilt nog altijd met zijn pampus . 
Schrijfwijzen
  • [1] Volgens de TU-woordenlijst mag Pampus in het gezegde “voor pampus liggen” met een kleine letter worden gespeld.
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Spreekwoorden
  • [1] Voor pampus liggen
er totaal uitgeput bij liggen, letterlijk of figuurlijk


Verwijzingen

Gangbaarheid

Meer informatie