overstijgen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·stij·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overstijgen
oversteeg
overstegen
klasse 1 volledig

Werkwoord

overstijgen

  1. overgankelijk verder gaan dan een tevoren bepaalde grens
    • Het aantal vragen overstijgt de beschikbare capaciteit. 
     Maar argumenteren konden ze, op een politiek ontwikkelingsniveau dat het zijne verre oversteeg. In dit gezelschap was hij een groentje.[1]
     Of waren ze ergens in het Oosten opgeleid? Anderzijds sprak er een koelbloedigheid uit hun gedrag die zelfs die van de meest ervaren en doortrapte misdadigers verre oversteeg.[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044633535
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be