oversteeg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·steeg

Werkwoord

vervoeging van
overstijgen

oversteeg

  1. enkelvoud verleden tijd van overstijgen
    • Ik oversteeg. 
    • Jij oversteeg. 
    • Hij, zij, het oversteeg. 
     Maar argumenteren konden ze, op een politiek ontwikkelingsniveau dat het zijne verre oversteeg. In dit gezelschap was hij een groentje.[1]
     Of waren ze ergens in het Oosten opgeleid? Anderzijds sprak er een koelbloedigheid uit hun gedrag die zelfs die van de meest ervaren en doortrapte misdadigers verre oversteeg.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044633535
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149