overmoed

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·moed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overmoed
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de overmoedm

  1. (psychologie) met te veel moed
    • Zonder enige voorkennis van zaken en met jeugdige overmoed ging de jongen de grote wereldproblemen oplossen. 
Synoniemen
  1. brutaliteit, pretentie, baldadigheid, bravoure, lef, onbeschaamdheid, vermetelheid
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen