overlezen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·le·zen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overlezen
las over
overgelezen
klasse 5 volledig 1
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overlezen
overlas
overlezen
klasse 5 volledig 2

Werkwoord

overlezen [1]

  1. overgankelijk nog eens, opnieuw lezen
  2. overgankelijk tijdens het lezen niet opmerken, over het hoofd zien
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van overlezen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)

Werkwoord

vervoeging van: overlezen…
geen verbogen vorm

overlezen

  1. voltooid deelwoord van overlezen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen